zondag 30 september 2007

Gebruik van handboeken

Pro’s en contra’s van handboekgebruik in het geschiedenisonderwijs

De Nederlandse historicus en didacticus Arie Wilschut stelt in zijn Geschiedenisdidactiek dat elke geschiedenisleerkracht zich ten allen tijde moet voorhouden dat hij/zij de les maakt, en niet het handboek. Het is de leerkracht die de doelstellingen formuleert en didactische keuzes maakt om ze te verwezenlijken. Het handboek is daarbij slechts een middel. Hij verwerpt dus duidelijk de idee als zou een handboek zaligmakend zijn.
Het gebruik van een handboek draagt in zich natuurlijk wel een aantal voordelen. Het stelt diverse bronnen ter beschikking. Het biedt de leerkracht ‘gesneden brood’ aan: lesteksten die een gefundeerde inhoud bevatten want door meerdere historici zijn gewikt en gewogen, bronnen met bijhorende vragen tot zelfs transparanten van de bronnen en de oplossingen bij de vragen toe in de bijhorende handleiding (hoe lang nog overigens alvorens kant-en-klare examens met correctiesleutel worden aangeboden?). Bovendien biedt het ook – tot op zekere hoogte althans – een houvast in het licht van de realisatie van de vakspecifieke eindtermen geschiedenis en de leerplandoelstellingen.
De voordelen van een handboek wegen m.i. echter niet altijd op tegen de nadelen van het gebruik ervan. Het gebruik van een handboek remt (ik hoed mij ervoor te schrijven ‘doodt’) in diverse gevallen immers de creativiteit en inventiviteit van de individuele leerkracht, die op die wijze niet langer verplicht wordt creatief uit de hoek te komen bij de opstelling van een jaarplan, concrete lesdoelen en –inhouden en didactische hulpmiddelen. Handboeken geven de gemakzucht kans om toe te slaan. Daarnaast richten handboeken zich totnogtoe onvoldoende – al wordt daar duchtig werk van gemaakt – op nieuwe soorten bronnen zoals de actuele media, audiovisuele media, het internet en oral history. Wat in het handboek niet aan bod komt, gebeurt soms gewoon niet: de gemakzucht slaat toe. Bovendien heeft het in die gevallen tot gevolg dat een leerkracht niet bewust genoeg meer bezig is met de doelstellingen die hij/zij beoogt met het geschiedenisonderwijs. De leerkracht doordenkt niet langer alle aspecten van het geschiedenisonderwijs op voldoende wijze. Daarenboven komen in vele handboeken een aantal belangrijke historisch-wetenschappelijke concepten zoals de longue durée, de tegenstelling centrum – periferie, geopolitiek en geostrategie, continuïteit-discontinuïteit onvoldoende aan bod. Tot slot presenteren handboeken aan de leerlingen het verleden te vaak als een gesloten geheel, en maken hen er te weinig attent op dat ook zij als handboek plaats- en tijdgebonden zijn.
Vanuit die optiek pleit ik dan ook voor een radicale ommezwaai in het concept van handboeken. Ik begrijp dat handboeken zeker hun positief nut hebben in de eerste drie jaren van het secundair onderwijs. Daar zijn immers vooral regenten aan het werk, en die geven dikwijls drie verschillende soorten vakken, waarbij geschiedenis vaak de minste uren (om niet te zeggen ‘opvullinguren’) van de drie vakken vertegenwoordigt. Het ware vanuit dit oogpunt niet fair van die mensen te eisen dat ze zomaar een eigen cursus uit de grond stampen. Niet dat ik ze hiertoe niet in staat acht – verre van zelfs – maar vaak ontbreekt het hen aan tijd hiervoor.
Voor de hogere jaren (vier t.e.m. zes) in het secundair onderwijs liggen de zaken toch drastisch anders. Veel licentiaten geschiedenis geven enkel het vak geschiedenis (en zijn overigens de enigen die het zouden mogen geven: er zijn immers genoeg licentiaten geschiedenis voorhanden, en het vak en haar doelstelling van historisch bewustzijn vereist een doorgedreven en specifieke historische opleiding). Bovendien genoten ze een doorgedreven historische opleiding die hen in staat stelt om zelf cursussen geschiedenis in elkaar te steken: zowel teksten schrijven (analyse en synthese) als het benodigde bronnenmateriaal zoeken (heuristiek). Om zeker te zijn van de kwaliteit van de cursusteksten kan samengewerkt worden tussen de geschiedenisleerkrachten binnen eenzelfde scholengemeenschap. Elk kan een cursusdeel schrijven, en de andere delen kritisch lezen. Zo is er ook controle van meerdere historici. Het bevordert bovendien de persoonlijke betrokkenheid en creativiteit van elke leerkracht, en de samenwerking en interactie tussen leerkrachten van verschillende scholen binnen eenzelfde groep. In mijn ogen zouden handboeken geschiedenis uit deze jaren dan ook beter getransformeerd worden tot bronnenboeken die een erg brede waaier aan historische bronnen presenteren (met een afdoende contextualisering), waaruit elke leerkracht dan naar eigen goeddunken vanuit zijn/haar geformuleerde doelstellingen de meest geschikte bronnen kan kiezen. Handboeken moeten hier een ondersteunende functie hebben, en niet meer dan dat. Op die manier worden gemakzucht en vanzelfsprekendheid uitgeschakeld. Als geschiedenisleerkracht moeten we er ons goed bewust van zijn dat niet het handboek telt of zaligmakend is, maar wel in eerste instantie de vakgebonden eindtermen geschiedenis, en daarop aansluitend de onderscheiden leerplannen geschiedenis!

Quo Vadis Historia(e). Aandachtspunten voor hetgeschiedenisonderwijs.Uit het septembernummer 2007 van Hermes. Karel Van Nieuwenhuyse

Eén van onze leerlingen over Auschwitz


Afgelopen schooljaar bezocht Jurgen Van Kwikkelberghe, leerkracht geschiedenis aan het Instituut Mariagaard, samen met zijn leerlingen het uitroeiingskamp van Auschwitz-Birkenau. Hieronder een impressie van één van zijn leerlingen.


Wie geen herinnering heeft, heeft geen toekomst. (Primo Levi)
Ieder normaal denkend wezen beseft wel dat de nazistische gruwelijkheden zoals al zo dikwijls beschreven nooit mogen worden vergeten. Want als je je geschiedenis vergeet dan wordt deze je toekomst.

Maar wat zijn die gruwelijke daden? Wat is zes miljoen Joden? Voor velen is dit moeilijk in te schatten. Wel voor de mensen die naar Rock Werchter gaan kan de volgende denkoefening helpen. Beeld je eens twintig keer zoweel mensen in die opeens allemaal dood zijn. We weten allemaal wie en hoe er gemoord werd. Maar voor mij een belangrijke vraag waar er te weinig wordt op geantwoord in de lessen is: waarom?

Want als je de oorzaak niet weet wat ben je er dan mee. Je kan zeggen dat nooit meer, maar misschien zijn de zaken die in Duitsland rond 1933 gebeurden nu terug aan het keren. Misschien merken we het niet op omdat we de ware reden niet kennen.
Er zijn nog steeds partijen die haat verkondigen, haat tegenover rassen, haat tegenover voorkeuren... Door onwetendheid kon Hitler dit alles doen. Laten we dat niet vergeten. Een aantal Europese partijen die haat promoten en de zwaksten uit onze samenleving eruit pikken om die haat verder aan te wakkeren, misbruik makend van alles wat er fout loopt in de maatschappij. Incidenten veroorzaakt door “buitenlanders” die in vergelijking met de daden van de “ware” Belgen eigenlijk niet zoveel voorstellenvind je in verkiezingspropaganda. Maar natuurlijk speelt de media daar graag op in. De media laten dan ook één of andere rechtse politicus interviewen, die dan weer eens iets schokkend zegt en dit kunnen ze dan in de hoofdpunten zetten van het nieuws en voilà... weer wat meer kijkers!

Ik adviseer elke geschiedenisleerkracht om de lessen niet meer zoveel op de statistieken te richten want iedereen kent de cijfers maar zijn/haar aandacht te richten op het WAAROM en het HOE. Dat iemand of enkelen zoiets kon(den) uithalen in de 20e eeuw zonder op de vingers getikt te worden door o.a. het buitenland? Staar niet lang naar de foto van een door nazi's vermoorde baby want staren zal niets oplossen. Hou het in je gedachten maar laat jezelf over zo’n onderwerpen nooit leiden door je emoties.

Misschien kunnen uitstappen meer inzicht geven in het WAAROM. Een uitstap is altijd goed, want je kan uren in de klas over dit onderwerp spreken maar als je echt in de ruimtes staat waar de slachtoffers van de holocaust hebben gestaan dan zal het gevoel van hun onmacht je pas echt voor eeuwig bijblijven. Dit jaar ben ik met mijn klas naar Polen geweest en daar de bekendste uitroeiingkampen en concentratiekampen, Auschwitz-Birkenau, bezocht.

Ik vind dat elke jong volwassene in de 3de graad middelbaar deze kampen moet bezoeken.
Natuurlijk kan niet elke leerling die reis betalen, dus stel ik voor dat Guy Verhofstadt zijn wijze woorden: "We mogen ze nooit vergeten" eens tot uiting brengt, door geld apart te leggen voor reizen naar concentratiekampen. Misschien eens de vliegtuigen van het leger deftig gebruiken? Als Verhofstadt of een andere premier dit doet zal het beter zijn dan elke andere verkiezingscampagne tegen bepaalde partijen die de laatste jaren stijgen aan populariteit.

Deze uitstappen en het juiste onderwijs over dit thema is zeer belangrijk, want als je niet leert uit je geschiedenis dan keert ze gegarandeerd terug. Dit stond op één van de gedenkplaten in Auschwitz!.

Maar is het mogelijk dat genocides terugkeren? Ongetwijfeld ja! Zo zijn er vooral veel genociden geweest in Afrika, zoals Somalië, Goma en Rwanda. Maar ook de Koerden werden uitgemoord door Saddam en de Turken! Ook zijn er massamoorden gepleegd in Bosnië.

Waarom vooral in Afrika? De redenen of factoren zijn moeilijk te achterhalen maar één factor is toch wel dat Afrika sowieso al een continent is dat qua evolutie achterop hinkelt op het rijke Noorden. Dit alles doordat hun economie er nooit bovenop geraakt is na de onafhankelijkheid. Als de economie niet meewil dan kan je verder weinig doen, geen economie is geen standvaste politiek, geen standvaste politiek is meestal geen onderwijs. De vicieuze cirkel is rond, want geen onderwijs is geen vooruitgang en welvaart.
Afrika is niets anders gewoon. Altijd is er wel één rijke krijgsheer die meer geld wil en er alles voor doet om geld te verkrijgen. Ik spreek hier natuurlijk niet over alle landen in Afrika! Het “probleem” Afrika is niet gemakkelijk op te lossen aangezien wij het Westen er een zeer grote rol in spelen. Niet alleen waren wij de vroegere kolonisators en hebben deze streken leeggeroofd maar we zijn nog steeds bezig met ze te plunderen. Ik denk dan aan grote westerse bedrijven zoals Shell die zich in Angola nestelen om er olie op te pompen. Laten zij de mensen daar niet werken voor een peulschil? Worden deze ‘nieuwe kolonisators’ niet beschermd door privé-legers? En dan maken wij het goed door af en toe eens een benefietconcert te houden... Je kan geweld niet uit Afrika krijgen zolang je de economische situatie niet aanpakt. Wat heeft het Westen eigenlijk ooit echt gedaan om standvaste economische structuren uit te bouwen en democratische bewegingen te steunen sinds de dekolonisatie. Met wat voedselpakketten te dumpen kom je er niet.

Ik stel voor om de jeugd de diepere dimensie van de holocaust te leren kennen, leer ze waarom in plaats van hoeveel. Bestudeer hedendaagse genociden zoals in Afrika en zoek de verschillen en gelijkenissen met de jaren ’30. Een duidelijk antwoord kan nooit geboden worden maar stap naar een verklaring kan zeker gezet worden.
(Tobias Chamont, leerling 6 Jeugdzorg Mariagaard)

Een woord van onze voorzitster

Om aandacht van de media heeft ons vak nooit moeten vragen. Het volstaat dat bekende Belgische voetballers of andere BV’s de Brabançonne amper mompelend meezingen en er wordt al een beschuldigende vinger opgestoken naar de geschiedenisleraar. Blijkbaar is het nog niet algemeen geweten dat lessen geschiedenis niet dienen om alleen maar koppen te vullen maar in de eerste plaats om ze te vormen.

Met de start van dit nieuwe academiejaar verdwijnt de term A(I)LO zoals al eerder het geval was voor de term aggregatie. We spreken voortaan van een specifieke lerarenopleiding die toegankelijk is voor studenten, houders van een masterdiploma. Voor die opleiding van 60 studiepunten (een volledig academiejaar) wordt nagenoeg 500 Euro inschrijvingsgeld betaald. Vraag die zich opdringt: wie zullen bereid zijn die opleiding te volgen als een LIO-baan tot de mogelijkheden behoort? Die baan wordt betaald (regentenwedde), telt mee voor de berekening van de anciënniteit en leidt, na het presteren van 500 werkuren ( lesuren en/of andere schoolactiviteiten), gevolgd door een “assessment”, tot het verwerven van een officieel erkende onderwijsbevoegdheid.Van vakdidactische bekwaamheid is in het decreet betreffende de hervorming van de lerarenopleiding geen sprake, ook niet in de memorie van toelichting...“Coach” zijn volstaat blijkbaar! Ook stellen we ons heel wat vragen over de impact die een stroom van stagiaires voor de leerlingen zal hebben vooral voor vakken zoals geschiedenis die slechts over één of twee lesuren per week beschikken en vaak gegeven worden in overvolle klassen.

Een bekommernis die wij al herhaaldelijk in ons tijdschrift benadrukten werd onlangs door de topvrouw van het katholiek onderwijs in Vlaanderen, mevrouw Mieke Van Hecke,in het dagblad De Standaard verwoord en dat stak ons een riem onder het hart. Inderdaad, minder en minder kiezen intellectueel begaafde leerlingen vandaag nog voor een lerarenopleiding. Het beroep van leraar percipiëren zij niet langer als een intellectueel beroep. Hoe zou het ook kunnen? De leraar wordt steeds meer in het keurslijf van een ambtenaar gedrukt. Hij moet zich er vooral om bekommeren of zijn lessen wel beantwoorden aan de vele regels door de overheid vanbovenaf opgelegd. Bereikt hij met zijn lessen alle voorgeschreven ETen en VOETen ? Vallen zijn lesdoelstellingen samen met die van het opgelegde leerplan? Traint hij genoeg vaardigheden? Heeft hij oog voor het aanbrengen van de gewenste attitudes? Maakt hij zijn leerlingen voldoende vertrouwd met ICT? Vult hij intijds en nauwkeurig het jaarvorderingsplan van elke klas aan? En last but not least vraagt hij zich ook steeds af en dit vaak onder voortdurende druk van directies hoe de doorlichtingscommissie uiteindelijk over zijn lessen zal “ rapporteren”. Leraars worden meer en meer mensen getekend door angst en angst kan helaas niet of nauwelijks verschanst worden. In een aantal scholen groeit elk jaar de onzekerheid bij het lerarenkorps. Leerlingen merken dit op.

Een leraar die vakbekwaamheid bezit en didactisch geschoold is, heeft volgens mij recht op vertrouwen.Hij moet zijn lessen kunnen opbouwen vanuit eigen inzicht. Hij weet snel wat zijn leerlingen kan boeien,welke onderwerpen hij in een bepaalde klas kan uitdiepen en welke niet.Welke leermiddelen hij best aanwendt om hen te enthousiasmeren, hoe hij tot een intense gedachtenwisseling met hen kan komen. M.a.w.hij weet zelf hoe hij zijn leerlingen een eind op weg kan helpen. Hun vertrouwen verwerft hij pas als hij niet in de eerste plaats om regels bekommerd is maar wel om wat bij zijn leerlingen leeft. . Pas wanneer hij erin slaagt een vertrouwenspersoon te worden kan hij de nodige aandacht krijgen en de interesses van zijn leerlingen verruimen.

Helaas is de tijd voorbij dat een leraar het volle vertrouwen van de overheid kreeg en dat hij bekwaam werd geacht in de klas zijn taak te verrichten en zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor zijn werkwijze.Vandaag deinst de overheid er niet voor terug een domper te zetten op gemotiveerde,creatieve en hardwerkende leraars. Wie heeft hieraan schuld? Een vraag die heel moeilijk te beantwoorden valt. Mijn persoonlijke mening is dat het met het onderwijs in Vlaanderen slechter begon te gaan toen wereldvreemde onderwijsideologen en onderwijsvreemde pedagogen het roer volledig in handen kregen. Uit hun theorieën leiden ze regels af zonder die voldoende te stoelen op ervaring. Weerwerk krijgen ze niet want leraars zijn bij definitie gezagsgetrouw zoals zij dat zelf verwachten van hun leerlingen. M.i.is dit mede oorzaak van de toenemende infantilisering van leerlingen. Wie heeft er niet de wenkbrauwen gefronst toen de media signaleerden dat meer en meer studenten bij inschrijving aan een hogeschool of universiteit het handje vasthouden van ma of pa? Een generatie geleden was dat ondenkbaar!
Wie vandaag ambtshalve een proclamatie bijwoont, stelt bovendien vast dat veel afgestudeerden (licentiaten/masters!) zich laten flankeren door pa èn ma om hun diploma af te halen...Een 10-tal jaren geleden steigerden 18-jarigen al wanneer hun ouders een proclamatie op school bijwoonden om met leraars een hartig of hartelijk woord te wisselen!
Uiteraard staat deze realiteit niet los van de verkleutering die de ganse samenleving in toenemende mate manifesteert. Dat minister Fientje Moerman het nodig vindt en wellicht terecht, een tekort aan Vlaamse ondernemingsgeest aan te klagen is misschien wel mede een gevolg van deze infantilisering!

Wij kunnen alleen hopen dat meer en meer leraars voldoende luid neen zullen zeggen aan overbodige betutteling.Ook hopen dat geschiedenisleraars voortaan met een scherpe kritische blik zowel de nieuwe leerplannen als de rapporten van de doorlichtingscommissie onder de loep nemen.In een recent verleden werden al leerplannen gewijzigd niet in het belang van de leerlingen maar in het belang van uitgeverijen van handboeken. We moeten dit durven aanklagen. We weten ook dat in de doorlichtingscommissie zelden superleraars, om niet te zeggen favoriete leraars, terecht komen maar vooral leraars die het lesgeven een te zware job vinden en die beu zijn, er genoeg van hebben. Leraars die zich hiervan bewust worden bevrijden zich van angst en eisen het recht en de verantwoordelijkheid op om “naar eigen inzicht en vermogen” hun taak te verrichten want dan pas is er kans dat ze weer met volle goesting gaan lesgeven en ook een favoriete leraar worde .

Odette Decombele, voorzitster




Een leraresgeschiedenis die jarenlang een uitstekend mentor van AILO-studenten was, moest vorig jaar verstek geven. Zij schreef op 08-10-06 het volgende “Mijn opdracht is dermate belastend (ik geef bvb les aan bijna 300 verschillende leerlingen) dat het mij onmogelijk wordt gemaakt nog meer engagementen dan mijn eigen lesopdracht op mij te nemen.Deze tendens is ongetwijfeld het gevolg van het feit dat binnen het concept van een steeds inkrimpend lesurenpakket, vakken als aardrijkskunde en geschiedenis als eerste geslachtofferd worden en een maximum aan samenzettingen te verteren krijgen. Bovendien dient te worden aangestipt dat de ongelukkige samenstelling van de klassengroepen tot gevolg heeft dat deze niet als de meest geschikte klassen kunnen beschouwd worden voor de pedagogisch-didactische ontplooiiing van leraren in opleiding. De klassengroepen zijn niet alleen bijzonder groot ( meerdere klassen met 25 à 30 leerlingen), maar worden tevens ook vaak in een te eng lokaal ondergebracht.Bovendien zou de zeer heterogene samenstelling van de klassengroepen de pedagogisch-didactische mogelijkheden van de asprirant- leraar op een onverantwoorde manier op de proef stellen.
Ik besef ten zeerste dat het voor leraren in opleiding van het grootste belang is dat er jaar na jaar de nodige stageplaatsen worden gevonden. Anderzijds meen ik dat die stageplaatsen aan een minimum van pedagogisch comfort moeten voldoen en dat kan ik voor dit schooljaar binnen onze school niet langer garanderen.”

zaterdag 29 september 2007

De doorlichting

Rapporten van de doorlichtingscommissie onderwijs

Van een krant die zichzelf ernstig noemt, verwacht ik niet langer berichten over onderwijs die voorzien worden van kritisch commentaar..Hoe is het immers mogelijk “uittreksels” uit scholenrapporten te publiceren zonder een inleiding waarin een aantal kritische vragen gesteld en toegelicht worden?

Hoe gaat de doorlichtingscommissie concreet tewerk?

Wie zetelen in die commissie en hoe worden de leden ervan aangesteld? (zijn het politieke en/of benoemingen gesteund op favoritisme, worden bij voorkeur directieleden weerhouden of bij uitstek leraars die op de werkvloer een uitzonderlijk goede reputatie opbouwden zowel bij leerlingen als collega’s ? Worden ze gescreend op vooral, om niet te zeggen uitsluitend, encyclopedische kennis van de onderwijsdecreten of wordt ook ernstig en deskundig gepeild naar wijs inzicht in het complexe onderwijsgebeuren ...?)

Gebeurt de doorlichting van de respectieve vakken altijd door vakdeskundigen of slechts sporadisch? Kan het bvb dat het vak aardrijkskunde beoordeeld wordt door een deskundige in biologie, het vak geschiedenis door een romanist...? Kan het dat een school met vooral klassen met alfavakken een team ziet binnenstappen met vooral deskundigen in die vakken en uiteraard een uitgebereid lovend rapport mag verwachten terwijl een school die vooral bètavakken aanbiedt van datzelfde team eerder een rapport in mineurtoon verwacht...? (Bij de aankondiging van een doorlichting is de eerste vraag die de meeste scholen stellen inderdaad “ wie zetelen in het team en wat valt er bijgevolg al op voorhand te verwachten.’..?)

In welke mate wordt met rekenmachine in de hand de kwaliteit van lessen uitgedrukt in een balans van de mogelijk te bereiken Eindtermen + VOETEN en de effectief bereikte? Worden met andere woorden complexe gegevens uitgedrukt in wiskundige termen die weinig nuances toelaten?

Een vraag die zeker moet gesteld worden. Kan een school zomaar resultaten van oudleerlingen opeisen? Is er in dat geval geen sprake van schending van de privacy? Of wordt dat niet in aanmerking genomen teneinde de reputatie van een school in de verf te kunnen zetten?

Nog een veel belangrijker vraag : wie zetelen in de leerplancommissies? Hoe worden hier de leden aangesteld? Van sommige commissies is algemeen geweten dat ze in meerderheid bevolkt zijn door handboekenschrijvers en die streven uiteraard ook mercantiele doeleinden na.Wordt dit regelmatig gecontroleerd en zo ja, door wie?

Tenslotte dringt zich toch ook de vraag op of en in welke mate de publicatie van een scholenrapport doorgedrukt werd door dezelfden die er op uit zijn een ranking van hogescholen en universiteiten te etaleren en dus onderwijs bekijken als een geheel van concurrerende ondernemingen en dat op alle niveaus ( Ook toen de ranking van onze universiteiten op wereldschaal in deze krant werd bekend gemaakt hebben we weken moeten wachten vooraleer de krant De Standaard het de moeite vond zijn lezers in te lichten over de manier waarop die ranking gebeurt...Een onderschatting zowel van de geletterdheid als van de kritische geest van die lezers...)

Wanneer alarmerend wordt medegedeeld dat een aantal beginnende leraars na korte tijd afhaken dan doet een journalist niet eens de moeite te onderzoeken of de betrokken leraars wel vakdidactisch waren opgeleid en of ze de vakken gaven waarvoor ze deskundig zijn.Een negatief antwoord op deze vragen verklaart op zich al waarom ze waarschijnlijk door de leerlingen zelf uit de klas worden gebannen.

Niemand, ook scholen en leraars niet, betwisten dat ook het onderwijs moet geëvalueerd worden maar weinigen aanvaarden terecht dat dit uitsluitend of toch in aanzienlijke mate op dezelfde wijze gebeurt als in de filialen van een groot commerciëel bedrijf.Onderwijs is méér dan een bedrijf dat alleen maar op winst uit is want hier komen mensen op de eerste plaats zelfs al moet dit soms tenkoste van die winst.

Verwijzen voor wat de evaluaties betreft naar Angelsaksische landen is totaal onaanvaardbaar want in die landen hebben private, niet door de overheid gesubsidieerde scholen,een belangrijk aandeel in het onderwijsaanbod .Die scholen bieden aan elites een vorming die hen sowieso toegang verleent tot elitair hoger onderwijs voor zowel superbegaafden als voor superrijken.

Het tijdschrift Hermes van de VVLG


Hermes: waarom ?

Hermes is het eigen informatieblad van de VVLG, een vereniging die de belangen behartigt van het vak geschiedenis in alle onderwijsvormen van het SO.

Hermes zorgt ervoor dat de geschiedenis leraren gesteund en geïnformeerd worden. Het houdt hen op de hoogte van alle evoluties binnen en rond het vak en als didactisch tijdschrift richt het zich tot geschiedenis leerkrachten uit alle netten,graden en studiedomeinen (ook PAV, cultuurwetenschappen en vrije ruimte).

Hermes laat bij voorkeur personen aan het woord die zelf op de werkvloer staan, de noden kennen, hieraan proberen te verhelpen en weten wat concreet haalbaar is.

In elk nummer worden uitgewerkte lesvoorbereidingen gepubliceerd en worden er concrete suggesties gedaan voor de realisatie van eindtemen en leerplandoelstellingen, wat door de doorlichtingscommissie op prijs wordt gesteld.

Ook studenten in opleiding krijgen in Hermes ruimte om hun eigen creatieve verwerking van lesonderwerpen en van mediagebruik te demonstreren en dit wordt niet alleen gewaardeerd door beginnen leerkrachten maar werkt ook inspirerend voor doorgewinterde leerkrachten met een open geest.

vrijdag 28 september 2007

Mein Kampf

Hitler adoreerde zijn geschiedenisleraar.

Ahmadinejah aan de universiteit van Columbia

Ahmadinejah over de behandeling van vrouwen en homo's in zijn land en zie eveneens de andere filmpjes over o.a. de houding van de president van Iran ten aanzien van Israël...

Op zoek naar...

Wij zoeken vrijwilligers die lessen of recensies willen maken of reeds gemaakt hebben over Persepolis van Marjan Satrapi (uitg. Altas) en Murena van Dufaux & Delaby (uitg. Dargaud).

Nascholingen Eekhoutcentrum

Stripverhalen en geschiedenis

Zie ook http://www.eekhoutcentrum.be

Wat is er deze week op tv? VPRO

De link "Dossiers" loont de moeite...

Nascholing vvkso

Interessante thema's zijn zeker: "webdesign", "Klank en beeld" en "Vakoverschrijdende thema's.

Nascholing Gemeeschapsonderwijs

Ict en Onderwijs

Zeer interessante thema's: websites maken, dyslexiesoftware op school, ict in de geschiedenisles, een elo kiezen... voor beginners en gevorderden.

Seminaries van de Stichting Auschwitz

Extreem rechtse bewegingen tijdens de jaren 1930 en vandaag: continuïteit en discontinuïteit: Woensdag 17 oktober 2007

Genocides en misdaden tegen de mensheid: Vrijdag 23 november 2007

Fictiefilms over de Shoah en het Derde Rijk: filmanalyse en pedagogisch gebruik: Woensdag 27 februari 2008

Beeldverhalen en Shoah: beeldanalyse en pedagogisch gebruik: Woensdag 23 april 2008

Werken rond burgerschap op school

klasse Lerarenkaart