zondag 30 september 2007

Een woord van onze voorzitster

Om aandacht van de media heeft ons vak nooit moeten vragen. Het volstaat dat bekende Belgische voetballers of andere BV’s de Brabançonne amper mompelend meezingen en er wordt al een beschuldigende vinger opgestoken naar de geschiedenisleraar. Blijkbaar is het nog niet algemeen geweten dat lessen geschiedenis niet dienen om alleen maar koppen te vullen maar in de eerste plaats om ze te vormen.

Met de start van dit nieuwe academiejaar verdwijnt de term A(I)LO zoals al eerder het geval was voor de term aggregatie. We spreken voortaan van een specifieke lerarenopleiding die toegankelijk is voor studenten, houders van een masterdiploma. Voor die opleiding van 60 studiepunten (een volledig academiejaar) wordt nagenoeg 500 Euro inschrijvingsgeld betaald. Vraag die zich opdringt: wie zullen bereid zijn die opleiding te volgen als een LIO-baan tot de mogelijkheden behoort? Die baan wordt betaald (regentenwedde), telt mee voor de berekening van de anciënniteit en leidt, na het presteren van 500 werkuren ( lesuren en/of andere schoolactiviteiten), gevolgd door een “assessment”, tot het verwerven van een officieel erkende onderwijsbevoegdheid.Van vakdidactische bekwaamheid is in het decreet betreffende de hervorming van de lerarenopleiding geen sprake, ook niet in de memorie van toelichting...“Coach” zijn volstaat blijkbaar! Ook stellen we ons heel wat vragen over de impact die een stroom van stagiaires voor de leerlingen zal hebben vooral voor vakken zoals geschiedenis die slechts over één of twee lesuren per week beschikken en vaak gegeven worden in overvolle klassen.

Een bekommernis die wij al herhaaldelijk in ons tijdschrift benadrukten werd onlangs door de topvrouw van het katholiek onderwijs in Vlaanderen, mevrouw Mieke Van Hecke,in het dagblad De Standaard verwoord en dat stak ons een riem onder het hart. Inderdaad, minder en minder kiezen intellectueel begaafde leerlingen vandaag nog voor een lerarenopleiding. Het beroep van leraar percipiëren zij niet langer als een intellectueel beroep. Hoe zou het ook kunnen? De leraar wordt steeds meer in het keurslijf van een ambtenaar gedrukt. Hij moet zich er vooral om bekommeren of zijn lessen wel beantwoorden aan de vele regels door de overheid vanbovenaf opgelegd. Bereikt hij met zijn lessen alle voorgeschreven ETen en VOETen ? Vallen zijn lesdoelstellingen samen met die van het opgelegde leerplan? Traint hij genoeg vaardigheden? Heeft hij oog voor het aanbrengen van de gewenste attitudes? Maakt hij zijn leerlingen voldoende vertrouwd met ICT? Vult hij intijds en nauwkeurig het jaarvorderingsplan van elke klas aan? En last but not least vraagt hij zich ook steeds af en dit vaak onder voortdurende druk van directies hoe de doorlichtingscommissie uiteindelijk over zijn lessen zal “ rapporteren”. Leraars worden meer en meer mensen getekend door angst en angst kan helaas niet of nauwelijks verschanst worden. In een aantal scholen groeit elk jaar de onzekerheid bij het lerarenkorps. Leerlingen merken dit op.

Een leraar die vakbekwaamheid bezit en didactisch geschoold is, heeft volgens mij recht op vertrouwen.Hij moet zijn lessen kunnen opbouwen vanuit eigen inzicht. Hij weet snel wat zijn leerlingen kan boeien,welke onderwerpen hij in een bepaalde klas kan uitdiepen en welke niet.Welke leermiddelen hij best aanwendt om hen te enthousiasmeren, hoe hij tot een intense gedachtenwisseling met hen kan komen. M.a.w.hij weet zelf hoe hij zijn leerlingen een eind op weg kan helpen. Hun vertrouwen verwerft hij pas als hij niet in de eerste plaats om regels bekommerd is maar wel om wat bij zijn leerlingen leeft. . Pas wanneer hij erin slaagt een vertrouwenspersoon te worden kan hij de nodige aandacht krijgen en de interesses van zijn leerlingen verruimen.

Helaas is de tijd voorbij dat een leraar het volle vertrouwen van de overheid kreeg en dat hij bekwaam werd geacht in de klas zijn taak te verrichten en zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor zijn werkwijze.Vandaag deinst de overheid er niet voor terug een domper te zetten op gemotiveerde,creatieve en hardwerkende leraars. Wie heeft hieraan schuld? Een vraag die heel moeilijk te beantwoorden valt. Mijn persoonlijke mening is dat het met het onderwijs in Vlaanderen slechter begon te gaan toen wereldvreemde onderwijsideologen en onderwijsvreemde pedagogen het roer volledig in handen kregen. Uit hun theorieën leiden ze regels af zonder die voldoende te stoelen op ervaring. Weerwerk krijgen ze niet want leraars zijn bij definitie gezagsgetrouw zoals zij dat zelf verwachten van hun leerlingen. M.i.is dit mede oorzaak van de toenemende infantilisering van leerlingen. Wie heeft er niet de wenkbrauwen gefronst toen de media signaleerden dat meer en meer studenten bij inschrijving aan een hogeschool of universiteit het handje vasthouden van ma of pa? Een generatie geleden was dat ondenkbaar!
Wie vandaag ambtshalve een proclamatie bijwoont, stelt bovendien vast dat veel afgestudeerden (licentiaten/masters!) zich laten flankeren door pa èn ma om hun diploma af te halen...Een 10-tal jaren geleden steigerden 18-jarigen al wanneer hun ouders een proclamatie op school bijwoonden om met leraars een hartig of hartelijk woord te wisselen!
Uiteraard staat deze realiteit niet los van de verkleutering die de ganse samenleving in toenemende mate manifesteert. Dat minister Fientje Moerman het nodig vindt en wellicht terecht, een tekort aan Vlaamse ondernemingsgeest aan te klagen is misschien wel mede een gevolg van deze infantilisering!

Wij kunnen alleen hopen dat meer en meer leraars voldoende luid neen zullen zeggen aan overbodige betutteling.Ook hopen dat geschiedenisleraars voortaan met een scherpe kritische blik zowel de nieuwe leerplannen als de rapporten van de doorlichtingscommissie onder de loep nemen.In een recent verleden werden al leerplannen gewijzigd niet in het belang van de leerlingen maar in het belang van uitgeverijen van handboeken. We moeten dit durven aanklagen. We weten ook dat in de doorlichtingscommissie zelden superleraars, om niet te zeggen favoriete leraars, terecht komen maar vooral leraars die het lesgeven een te zware job vinden en die beu zijn, er genoeg van hebben. Leraars die zich hiervan bewust worden bevrijden zich van angst en eisen het recht en de verantwoordelijkheid op om “naar eigen inzicht en vermogen” hun taak te verrichten want dan pas is er kans dat ze weer met volle goesting gaan lesgeven en ook een favoriete leraar worde .

Odette Decombele, voorzitster




Een leraresgeschiedenis die jarenlang een uitstekend mentor van AILO-studenten was, moest vorig jaar verstek geven. Zij schreef op 08-10-06 het volgende “Mijn opdracht is dermate belastend (ik geef bvb les aan bijna 300 verschillende leerlingen) dat het mij onmogelijk wordt gemaakt nog meer engagementen dan mijn eigen lesopdracht op mij te nemen.Deze tendens is ongetwijfeld het gevolg van het feit dat binnen het concept van een steeds inkrimpend lesurenpakket, vakken als aardrijkskunde en geschiedenis als eerste geslachtofferd worden en een maximum aan samenzettingen te verteren krijgen. Bovendien dient te worden aangestipt dat de ongelukkige samenstelling van de klassengroepen tot gevolg heeft dat deze niet als de meest geschikte klassen kunnen beschouwd worden voor de pedagogisch-didactische ontplooiiing van leraren in opleiding. De klassengroepen zijn niet alleen bijzonder groot ( meerdere klassen met 25 à 30 leerlingen), maar worden tevens ook vaak in een te eng lokaal ondergebracht.Bovendien zou de zeer heterogene samenstelling van de klassengroepen de pedagogisch-didactische mogelijkheden van de asprirant- leraar op een onverantwoorde manier op de proef stellen.
Ik besef ten zeerste dat het voor leraren in opleiding van het grootste belang is dat er jaar na jaar de nodige stageplaatsen worden gevonden. Anderzijds meen ik dat die stageplaatsen aan een minimum van pedagogisch comfort moeten voldoen en dat kan ik voor dit schooljaar binnen onze school niet langer garanderen.”

Geen opmerkingen: